Zelfliefde


Verliefdheid is eigenlijk een bijzonder merkwaardig verschijnsel. Ineens is er die ene persoon die bijna licht lijkt te geven te midden van de grauwe meerderheid van medemensen. Hij of zij straalt gewoon aantrekkingskracht uit. Ze is leuk, lief, schattig, sexy, mooi, slim, hartelijk, warm en puur. Ze is doortastend of juist vertederend afwachtend, heel erg open of juist intrigerend gesloten, lekker makkelijk over seks of juist heel zuiver in het aangeven van haar grenzen. Ik geef hier al aan hoe sommige kwaliteiten van de geliefde meteen naar een positieve interpretatie omgebogen kunnen worden. En dat gebeurt wederzijds: hij is stoer of juist vertederend onzeker, hij is ervaren en doortastend op seksueel gebied of juist heel kwetsbaar en puur, hij is heerlijk zelfverzekerd en regelt alles, of hij kan zichzelf opzijzetten en heel veel ruimte geven.

Zie je, het spel van projecteren is vanaf het allereerste begin volop aan de gang. Er is totaal geen ruimte voor een min of meer objectieve afweging of deze vrouw of man wel geschikt is om nader contact mee te zoeken. Zodra de attractie van de verliefdheid toegeslagen heeft, wordt alles naar de verliefdheid toe geïnterpreteerd. Zelfs als je nog wel in staat bent om bepaalde nadelen van iemand waar te nemen, zijn ze meteen zo onbetekenend in vergelijking met de enorme fantastische kwaliteiten van de ander dat ze meteen genegeerd worden. We hebben daar zelfs een uitdrukking voor: ze worden bedekt met ‘de mantel der liefde’. Een andere uitdrukking zegt ongeveer hetzelfde maar is iets minder vriendelijk:’ liefde maakt blind’.

We zitten gevangen in een dilemma van hoop op erkenning en angst voor afwijzing, en zelfafwijzing anderzijds. Omdat de oorzaak van deze fundamentele hoop en vrees is gelegen in de aard van de relatie die we met onszelf hebben, of anders gezegd, in ons zelfbeeld, onze identiteit. Die heeft namelijk een structuur die geheel bepaald wordt door zelfafwijzing. Dit zou je ook het negatieve geloof kunnen noemen.

Dit voert terug naar ons kind zijn. Niemand wordt met een negatief geloof geboren. Toch heeft iedereen het. We leren het tijdens de eerste tien jaar van ons leven. Als baby heb je nog geen negatief beeld of zelfafwijzend beeld omdat er simpelweg nog geen bewustzijn is maar rond anderhalf begint de ontwikkeling van een mentaal zelfbeeld en dat gaat meestal samen met de taalontwikkeling en zodat ouders merken dat er een begin van functionele communicatie met het kind mogelijk is, begint ook het eigenlijke ‘opvoeden’ dat wil zeggen nu begint het aan-en afleren en ervaart het kind dat het niet meer onvoorwaardelijk gekoesterd wordt zoals in de baarmoeder. Bijvoorbeeld flesje leegdrinken is waardering oogsten, niet leegdrinken is bezorgdheid van de moeder voelen en dat gaat met bijvoorbeeld verder met plasje op potje is goed, plasje ernaast is afkeuring etc.

De eerste momenten van zelfbewustzijn bij een kind ontstaan door het beëindigen van de aanvankelijke en vanzelfsprekend totale aanvaarding, en het beginnen met afwijzen en corrigeren van onwenselijk gedrag. Het kind leert dat het niet goed genoeg is zoals het is maar eerst moet voldoen aan voorwaarden om zich goed of gewenst te mogen voelen. Hoewel dit dus een heel normaal ontwikkelingsproces is, moeten we niet onderschatten welke diepe angsten er bij het kind mee gemoeid kunnen zijn. Alle diepe gevoelens van afhankelijkheid die we als volwassenen soms kunnen voelen, bijvoorbeeld in een verstoorde liefdesrelatie, vinden hun oorsprong in deze begintijd van de opvoeding.

Iedereen heeft de eerste jaren van zijn of haar leven doorgebracht in werkelijk afhankelijkheid en in een existentiële angst voor verlating, en in wezen ook doodsangst. Geen wonder dat er zovelen er de rest van hun leven bang voor zijn en proberen deze zo goed mogelijk bedekt te houden. Angst is de diepste kracht achter ons levenslange streven naar liefde en erkenning van anderen.

Ga bij jezelf eens de relatiecrises na die je hebt meegemaakt in je leven. Probeer die ellende weer te voelen, die beknelling, die angst om de ander te verliezen, die kwellende hoop en onzekerheid of de ander jou wel wil. Zie dat schrijnende gevoel van nodig hebben en niet zónder kunnen, die frustrerende machteloosheid, die gevoelens van falen en van zwakheid, van schuld en verwijt. Als je deze gevoelens nauwkeurig onderzoekt, dan zie je dat in die pijn, elk gevoel van eigenwaarde verdwenen is. Dat is het negatieve geloof, je diepste zelfafwijzing.

Het negatieve geloof is dus niet de rationele opvatting die je als volwassene over jezelf hebt. Je weet waarschijnlijk best dat je niet totaal waardeloos bent, dat je goed bent in sport, of slim bent en ontwikkeld, beschaafd en sociaalvoelend, dat je kunt liefhebben en zorgdragen voor degenen die je liefhebt. Maar als de geliefde je in de steek laat, of je bent te lang alleen zonder liefde en erkenning, dan kan ineens dat gevoel van waardeloosheid de kop opsteken, en van angst, minderwaardigheid en mislukking. Op dat moment heb je totaal niets aan de wetenschap dat je best een goed en aardig mens bent, want het gevoel van zelfafwijzing is gewoon veel sterker. Dat is je negatieve geloof en de kern van je zelfbeeld.