Zelfafwijzing en ons Zelfbeeld


Hoe komt een zelfafwijzing of vertekend zelfbeeld tot stand? Een vraag die me in mijn leven steeds bezig heeft gehouden toen ik druk was af te rekenen met de draken uit mijn verleden waar ik last van had. Waarom doken er toch steeds bepaalde gedachten bij me op die me niet hielpen maar eigenlijk nog verder van huis brachten? Hoe zou ik dat kunnen veranderen zodat ik er geen last meer van heb? Zo ben ik dit gaan onderzoeken met en zonder hulp van coaches maar wel met het doel antwoorden te krijgen of mijn vragen. Wellicht herken je jezelf hierin en heb je iets aan mijn uitleg.

Eerst is er een omstandigheid of een gedachte die een schijnbare overeenkomst heeft met een pijn uit het verleden. Dit kan een bewuste pijnlijke ervaring van vroeger zijn, of een onbewuste beknellende herinnering, zoals bijvoorbeeld aan je vroege jeugd, toen je natuurlijke spontaniteit werd afgewezen en je moest leren voldoen aan voorwaarden.

Onmiddellijk ontstaat er identificatie: er is een ik-gevoel dat zich de herinnering toe-eigent, of anders gezegd, er is een fase van versmelting met de herinnering aan lijden. Hoe vindt deze identificatie met het schijnbare lijden plaats? Door zelfafwijzing. Wat bij aanvang nog een herinnering aan lijden is, en dus slechts een schijn van lijden, wordt werkelijk gemaakt door de bijkomende ervaring van een ‘ík’ die kennelijk niet goed genoeg is, of stom, of slecht of slap, of wat dan ook je negatieve geloof is.

Meteen nadat de herinnering aan pijn veranderd is in een werkelijke ervaring van pijn, volgt de reactie. We zetten onmiddellijk alle zeilen bij om van die pijn af te komen om zo snel mogelijk weer te voldoen aan de voorwaarden om ons goed te kunnen voelen. Die pogingen kunnen gericht zijn tegen de persoon of omstandigheid die de trigger was van de pijnlijke herinnering, of tegen jezelf, al naar gelang de patronen die hiervoor ontwikkeld hebt. Let wel”: tot hier is het hele proces nog automatisch, we zijn ons er niet van bewust. Het hoort allemaal bij de versmeltingsfase.

Dan, na korte of langere tijd, afhankelijk van de mate van zelfreflectie die we ontwikkeld hebben, ontstaat er een besef van het hebben van de beknellende emotie. Tegelijkertijd gaat ook de onbewust zelfafwijzing over naar het bewuste niveau. We zijn ons nu bewust van de beknelling, vinden het heel verkeerd van onszelf dat we daarin terechtgekomen zijn en proberen er zo snel mogelijk weer van af te komen. Hiermee begint de poging tot dissociatie en de openlijke strijd tegen het beknellende gevoel. En het bizarre nu is dat de beknelling hierdoor alleen maar toeneemt.

De aanvankelijk onbewuste vicieuze cirkel van schijnbaar lijden en identificatie ermee door zelfafwijzing (versmelting) gaat dus via zelfreflectie op een bewust of ‘metaniveau’ verder als dissociatie. Je herkent het vast wel: in een eerder stadium reageerde je alleen maar op de oorzaak van je ellende zonder dat je daar jezelf bewust van was. Maar zodra er reflectie en zelfbewustzijn bij komen, wordt ook de zelfafwijzing ineens bewust: je gaat het stom vinden van jezelf dat je jezelf stom voelt. Je vindt het slap van jezelf dat je niet assertief bent. Je wordt kwaad op jezelf omdat je je woede niet kunt beheersen. Je hebt een hekel aan jezelf omdat je niet van jezelf houdt. Kortom, je wijst jezelf af voor het hebben van zelfafwijzende gevoelens! Het is beknelling in het kwadraat.

‘Ja maar,’werp je misschien tegen, ‘dat is toch noodzakelijk! Moet ik dan maar berusten in mijn zelfafwijzing en ermee leven?’ Nee hoor, dat zou niet een kunnen: wat eenmaal bewust geworden is, kan niet meer terug onbewust gemaakt worden. Zodra je je bewust geworden bent van een zelfafwijzende emotie is de versmeltingsfase voorbij en daar kun je niet naar teug. Groei van bewustzijn is een eenrichtingsweg, en het is prachtig dat dat zo is!